Administratief medewerker 1. Francien heette ze. Haar achternaam ben ik kwijt. Zij was de administratieve poortwachter op de universiteit waaraan ik destijds mijn proefschrift schreef. Naar een congres? Een formulier ter goedkeuring naar Francien. Een boek aanschaffen? Naar Francien voor toestemming en budget. Een cursus? Mail Francien voor de cursusagenda met toegestane opleidingsdagen. Haar kantoortje kende geen licht, enkel multomap-behang. Promovendi hadden schrik voor haar. Ze was niet onaangepast of onaardig, maar met haar viel niet te onderhandelen als het ingestuurde formulier een dag te laat of niet geheel ingevuld was. Ze voerde haar werk effectief uit met dat ene zinnetje als wapen: “Stel nu dat iedereen dat zou doen, dan kan ik wel inpakken!”
En in een van mijn vele mailwisselingen met haar viel het me ineens op. Ze had in het nieuwe jaar haar functietitel in de mailhandtekening veranderd; van administratief medewerker naar administratief medewerker 1. Ze had vermoedelijk promotie gemaakt en gebruikte de toevoeging ‘1’ met trots. Ze droeg zelfs een klein naamplaatje op haar grijze jasjes met haar naam en de nieuwe functietitel, zoals cassieres of stewardessen dat nog wel eens hebben. Het onderscheidde haar van de andere administratiemedewerkers. Die verwerkten dingen. Francien keurde dingen goed of af. Dan administreer je eersteklas.
Maar doet een toevoeging van dat 1-tje er nu toe? Ja – zo stelt recent Amerikaans onderzoek van Adam Grant en collega’s – voor Francien wel. Het onderzoek liet zien dat functietitels fungeren als zogenaamde ‘identity-badges’. En hoe beter de functietitel past bij het zelfbeeld van het werk dat je uitvoert, hoe meer dit emotionele uitputting in het werk tegengaat. Met een persoonlijk passende functietitel wapen je jezelf tegen negatieve invloeden van buiten, omdat je identificatie met jezelf in het werk dat je doet versterkt wordt. Het werkt misschien hetzelfde als het lopen in een T-shirt van de death metal band Cannibal Corpse. De ‘normale’ buitenwereld snauwt je onaardigheden toe (je T-shirt toont immers niet echt gangbare opdrukken van halfvergane satanslijken etc.), maar de verwensingen van anderen deren je niet omdat Cannibal Corpse muziek maakt die sterk bevestigt wie en wat jij bent. Het T-shirt wordt hiermee een harnas.
Zo werkt het dus ook met functietitels. Die krijg je nu vaak, omdat ze reeds bestaan. Bij timmermannen, loodgieters of schoonmakers is het duidelijk. Maar hoeveel mensen zouden moeite hebben met functietitels als assetmanagement assistent of hoofd interne processen. Wordt er op feestjes dan een zucht geslaakt? Druipen je internetdates meteen af? Hoe voelt het om die functietitels te moeten dragen? In het Amerikaanse onderzoek werd een groep zorgmedewerkers gevolgd die in een workshop hun eigen passende functietitel mochten bedenken. Bijvoorbeeld: een radioloog op de rontgenafdeling noemde zichzelf Bone Seeker. Deze persoonlijke functietitles werden soms toegevoegd aan emailsignatures, ze werden gebruikt bij het zichzelf voorstellen aan nieuwe clienten of wanneer na een behandeling een patient naar buiten werd begeleid. Na 5 weken was er een kleine, maar significante daling van de mate van uitputtingsverschijnselen in deze groep ten opzichte van de controlegroep.
Een persoonlijk beter passende functietitel is goed voor je geest! Dan zou ik als Research Scientist (want dat is mijn officiele functietitel!) bij TNO Arbeid toch gek zijn om deze onderzoeksuitkomsten in de wind te slaan. Ik vond research scientist toch altijd al beter passen bij iemand die in een witte jas en baard de hele dag naar borrelende stofjes staat te kijken. Dat ben en doe ik niet. Ik heb inmiddels besloten: vanaf 2014 ben ik een baaningenieur. En het is voor mijn eigen duurzame inzetbaarheid gezond om het te zijn. Knappe organisatie die je dat niet zou toewensen. Succes met uw eigen functietitel!
Dr. Luc Dorenbosch is als onderzoeker/baaningenieur verbonden aan TNO Arbeid